Rococo
1700 n.Chr tot 1750 n.Chr.
De rococo is gesitueerd tussen twee 'grootse' tijden : Barok en Classicisme. Op het eerste gezicht lijkt de rococo een regelrechte verderzetting van de barok. Dit geldt allereerst t.a.v. het aanvaarden van de verdeling in heren en knechten. De scheiding werd echter tijdens de rococo nog sterker dan bij de barok. De bovenlaag stelde zich kritischer op, waardoor de afstand tussen hen en de analfabetische onderlaag nog groter werd. Het feit van de principieel gescheiden zijn van de standen is duidelijk te merken aan de straatbeelden die de destijdse schilders ons nalieten. De rococo is echter een stijl waaraan een eigen ideologie ten grondslag ligt. De stijl is ontstaan in het begin van de achtiende eeuw als reactie op de vormelijke hofkunst. De oorsprong van de stijl ligt in de bouwkunst, toch deed hij ook spoedig zijn intrede in de beeldhouw-en schilderkunst. De rococo toont per land ook verrassende verschillen. Het is een schakel in de geestesgeschiedenis. Deze geschiedenis werd bepaald door de opvattingen van de mens rond o.a. volgende tegenstellingen: dood en leven, aarde en hemel, tijd en eewigheid, realiteit en fantasie, lichaam en geest, mens en God.
KENMERKEN ROCOCO
In de periode tussen Renaissance en Impressionisme is de rococo volgens vele kunstliefhebbers de aantrekkelijkste stroming in de kunst. Toch gaat dit over ieders eigen mening. De moderne kritiek spreekt steeds over de charme, fantasie, esprit, gevoeligheid en ongedwongenheid van de rococo. In tegenstelling tot de barok en het 18e eeuwse classicisme is het amoreel en intuĆÆtief, niet didactisch of intellectueel. De rococo wil voor alles behagen. Een gevoel voor stijl, voor elegantie, is hĆØt kenmerk van de rococokunst. De rococo was een kunst voor de hogere kringen en wordt gekenmerkt door de uit schelpachtige, asymetrische C- en S-vormige voluten ornamenten. De rococo is even grillig, dynamisch en overdadig als de barok maar bij de rococo lag het accent vooral op de uiterste verfijning van details, op geraffineerde schoonheid, sierlijke beweeglijkheid en speels luchtigheid. Alles wat licht reflecteerde, zoals edelmetalen, fonkelende stenen, glanzende zijde, spiegels en lakwerken waren de meest geliefde materialen om met te werken. In het rococo-tijdperk had de mens een grote liefde voor de natuur en de kunstenaars verwerkte dit ook in hun werken.
BOUWKUNST
De eerste aanzetten van de rococo vonden plaats tussen 1700 en 1715. Zonder twijfel kan men in die stijl, rococo een reactie op het recente verleden zien. Na zoveel deftigheid en strenge grandeur (=grootsheid) voelt men de behoefte aan een grotere intimiteit, sierlijkheid en behaaglijkheid. Het aristocratiche raffinement wordt verkozen boven de koninklijke statigheid. De grotere behoeften aan intimiteit uit zich vooral aan het interieur men had bijvoorbeeld kleinere vertrekken en de wanden waren in zachte pastelkleuren. Het is echter geen blinde reactie die alles van het verleden zomaar vergeet. Het gaat in de rococo eerder over een verlegging van nadruk en interesse. De bouwkunst is in deze ontwikkeling het centrale en best herkenbare gebied. Men had een grote voorliefde voor ovale vertrekken en vaak ontbreekt de kroonlijst, zodat de wand en het plafond in elkaar overgaan. In de rococo verkiest men nu ook de portafinestra, het venster in de vorm van een deur, die zeer slanke vormen aanneemt, boven het raam met het vensterbank dat kenmerkend was voor de barok. Op deze manier komt er veel meer licht binnen, en tegelijkertijd vermijdt men, door het raam te bekronen met een boogwelf, de soms verwekte indruk van een doodeenvoudig 'gat' in de muur gaat. De vensters voorkomen tevens ook dode, onverlichte hoeken waarvan de rococo een afschuw heeft. Verder had de rococo weinig invloed op de structuur van de architectuur.
BEELDHOUWKUNST
Door de oorsprong en het karakter van de rococostijl was deze niet geschikt voor monumentale beeldhouwkunst. De grote beeldhouwwerken die als versiering of als onderdeel van het bouwwerk dienden verdwenen bijna helemaal. Enkel voor in de tuinen werden nog grotere beelden gemaakt. Nog steeds waren er indrukwekkende beelden nodig voor de openbare gebouwen en voor de versiering van de koninklijke paleizen, de grote pleinen die ontstonden gedurende veelvoudig ondernomen stadsuitbreidingen van dat tijdperk. Toch gaat de beeldhouwkunst van de rococo ook over de beeldhouwwerken die de hoofdtrap versieren of een of ander reliƫf. Het is in het algemeen de zorg van de kunstenaars terwijl hij zijn werk ontwerpt rekening te houden met de opstelling, de lichtval en de overheersende kleuren van de omgeving. Daardoor zal het beeld uit de toon vallen zodra het verplaatst wordt. Toch lag de nadruk vooral op werken van kleinere schaal, die dus ook beter ingepast konden worden in de omgeving, en ook beter waren om te vormen volgens de nieuwe geest: vindingrijk, sierlijk, grillig en speels.Voor de monumentale beeldhouwkunst zijn lood en brons het favoriete materiaal maar dit werd niet vaak gebruikt omdat er ook slechts weinig monumentale beeldhouwwerken in de rococo waren. Voor de kleinere werkjes werd het lood ook gebruikt maar ook klei, gips en marmer waren geliefde materialen. In Frankrijk komt het biscuit in gebruik, dit is een soort porselein dat tweemaal gebakken en niet geglazuurd wordt. Ondanks het veelvoudig gebruik van deze materialen is het porselein een van de belangrijkste materialen van het rococotijdperk, hiermee kan men de c- en s-vormen van de rococo helemaal tot uiting brengen. Het porselein is een van de twee artistieke technieken die het dichtste bij de rococo staat.
SCHILDERKUNST
De schilderkunst emancipeerde zich helemaal en wordt gekenmerkt door het gebruik van lichte kleuren en een sierlijke, soms wat gemaniƫreerde, (gezochte en overdreven versierde) lijnvoering. De thema's en symboliek veranderen. De thema's waren vooral het ideale landschap en de vrouw in al haar pracht. De onderwerpen van vorige perioden zoals de goden uit de mythologie en de onderwerpen i.v.m. het hof verdwijnen en minder bindende, meer oppervlakkige en vrolijker onderwerpen komen in de plaats. Men komt de engel en de (zeer knappe) godin steeds meer tegen.
Dit zijn uitbeeldingen van de liefde die wordt ge-ontmythologiseerd, dit wil zeggen dat men ze afbeeldt in menselijke vormen. Ook het spel is een van de belangrijke en fundamentele elementen van de rococo. Het spel van vormen, de liefde, de menselijke verhoudingen, maar ook het spel om het spel zelf. En dit verklaart de aantrekkingskracht van de wereld van het kind en de sympathie waarmee deze wereld in het algemeen wordt beschouwd, uitgebeeld en zelfs geĆÆmiteerd. De rococo schilderkunst lieten zich vaak inspireren door Rubens. In het portret heeft het pastel de voorkeur. Pastel is een schildertechniek die gebaseerd is op het gebruik van staafjes, gekleurde vette aard waarmee men eerst het ontwerp schetst en vervolgens met behulp van de vingertoppen het aangebrachte pastel uitstrijkt. Het pastel, dat het midden houdt tussen schets en schilderij doet door zijn enerzijds levendige en kleurrijke en anderzijds uitzonderlijk kunstzinnige resultaat sterk aan het porselein denken. De pastel en het porselein zijn de twee artistieke technieken die het kortste bij de rococo staan.
EVOLUTIE IN DE BOUWKUNST
De eerste veranderingen waren vooral merkbaar in het interieur alles werd verfijnder en gekunstelder. Een voorbeeld hiervan is de kapel van Versailles. Na de dood van Lodewijck XIV gaven de edelen de voorkeur om hun elegante herehuizen in Parijs te laten bouwen. Het bouwterrein voor zo een herehuis was zo klein dat de architect weinig mogelijkheden had om aandacht aan het exterieur te geven en dan maar zijn uiterste best deed om het interieur zo aantrekkelijk mogelijk te maken. Rond ongeveer 1730 begon men steeds meer aandacht aan het exterieur te geven. Men begon de gevels verder te versieren met de elementen die typerend zijn voor de rococo namelijk de assymmetrie en de rocaille, schelpvormen.